vrijdag 22 mei 2009
dinsdag 19 mei 2009
Waar begint de sensatie?
Over één ding waren de debaters het eens: dat ze het niet eens werden over de grens tussen ‘sensatiezucht’ en ‘journalistieke plicht om te informeren’. Het debat, op maandag 18 mei in het Parool Theater, speelde zich minder af tussen de panelleden Thom Meens (ombudsman van de Volkskrant) en Natalie Mathot (lid van de Raad voor de Journalistiek en redactiechef van Gooi- en Eembode dan tussen het panel en de zaal. Vooral Roderik Oranje van Het Parool was het op belangrijke punten oneens met Thom Meens – en met een Paroollezeres, die protesteerde tegen een foto waarop één van de slachtoffers in Apeldoorn volgens haar te herkenbaar te zien was.
Waar houdt de plicht om zo volledig mogelijk te informeren op, waar begint de schending van privacy, wanneer overschrijd je de grens? Thom Meens en Natalie Mathot waren het redelijk eens in dat opzicht en vooral Meens toonde zich erg streng, ook wat betreft het vermelden van namen dan wel initialen of beschrijvingen. Hij ging zelfs zo ver, dat hij wees op de inconsistentie van Nederlandse media om buitenlandse verdachten (of slachtoffers), die in hun eigen land inderdaad met naam en toenaam worden aangeduid, dan ook maar met de volle naam te noemen. Terwijl hier te lande toch de afspraak geldt ze slechts met initialen aan te duiden. Gelukkig vond zelfs Meens het wat ver gaan om een societyfiguur als Bernard Madoff aan te duiden als Bernard M. En ook met verdachten die zelf de publiciteit zoeken – zoals Holleeder – mogen we van Meens anders omgaan.
In het algemeen is echter terughoudendheid geboden, zei de Volkskrant-ombudsman. En waar een redacteur – zoals Roderik Oranje – zich afvraagt: ‘ Wie zou je met zo’n foto / met zo’n verhaal schaden?’ moet volgens Meens – gesteund door Mathot – de vraag zijn: ‘Wat voegt dit toe?’ Waarbij overigens het argument van de tijdsdruk nooit een rol mag spelen. Voorbeelden te over: de foto van slachtoffers van Kars T., inderdaad, van hemzelf met bloedend hoofd (erger: de foto van een naamgenoot die het AD ten onrechte plaatste als een foto van Kars zelf), van de op Bonaire vermoorde Marlies van der K(ouwe), van (slachtoffers van) de Schipholramp, van ‘Madrid’ (al dan niet met weggephotoshopte ledematen). Als grensgeval noemde Meens nog de bekende en door de Volkskrant paginagroot geplaatste foto van mensen die uit het WTC naar beneden vielen – al vond hij zelf dat de foto net kon, én omdat de slachtoffers niet herkenbaar zijn, én omdat dat ene beeld de situatie in één beeld samenvat en bovendien op het netvlies blijft hangen.
Een jonge man in de zaal noemde een foto van de markt in Sarajevo, waar in februari 1994 68 mensen gedood en tweehonderd gewond werden. ‘Ik was nog een kind; de foto schokte me diep en is me altijd bijgebleven. Moest die foto zo prominent geplaatst worden?’ Dat leidde tot weer nieuwe voorbeelden, van foto’s uit de Vietnamoorlog (het door napalm getroffen meisje; de man die een pistool tegen het hoofd gedrukt krijgt) en zelfs uit de Spaanse burgeroorlog (de ‘vallende soldaat’ van Capa), die tot iconen geworden zijn en – zeker wat Vietnam betreft – ertoe bijdroegen dat de publieke opinie zich wereldwijd tégen de oorlog keerde. ‘Er zullen altijd foto’s zijn’, zei Roderik Oranje, ‘of het nu gaat om Vietnam, de machetes in Rwanda of de aanslagen op het WTC, die gruwelijk zijn, maar in één klap weergeven wat daar aan de hand is.’
En op dat ene punt leek iedereen het min of meer eens.
Zie ook www.dejournalist.nl Op 22 juni is er in het Parool Theater weer een door De Journalist en Het Parool georganiseerd debat : over gratis kranten, met o.a. Bart Brouwers, hoofdredacteur van Sp!ts. Binnenkort meer nieuws op dejournalist.nl/agenda en parool.nl
vrijdag 1 mei 2009
Tussen feestgedruis en verslagenheid
Koninginnedag in de Rijnstraat, in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Eén man wist het, van ‘Apeldoorn’ - althans, hij was de enige die erover sprak. Het zal kwart voor twee zijn geweest. Zelf had ik nog niets gehoord - niet getwitterd onderweg, geen radio mee, wie verwacht zoiets? Vijf doden, vijf zwaargewonden en acht lichter gewonden – dat is aan het einde van de avond de voorlopige balans. En de dader ligt – bijna – op het kerkhof. Ook dat nog.
Maar in de Rijnstraat is – in elk geval tot een uur of twee – de sfeer ontspannen. Is er iets minder oranje op straat dan een jaar geleden? vraag ik me af. Is het allemaal wat minder uitbundig? Op dat moment denk ik eerder aan ‘de crisis’ als mogelijke oorzaak dan aan een drama zoals dat zich in Apeldoorn afspeelt.
Het enige incident dat ik zelf meemaak, wordt veroorzaakt door twee jongens die dreigend op me afkomen nadat ik een foto van één van hun maten heb gemaakt (met zijn goedvinden). Toevallig staan zij ook op de foto, op de achtergrond. ‘Weg die foto!’ Ik word boos, probeer te onderhandelen, zeg dat ik in m’n recht sta (‘Is dit de openbare weg of niet?’). Maar uit vrees dat ze m’n camera vernielen, kies ik – laf – eieren voor m’n geld. God hoort me brommen, dat wel, en Allah vast en zeker ook.
Voor de rest is het één en al vrolijkheid. Tot die meneer dat vertelt, van Apeldoorn. Dan weet hij nog niet hóé erg het is. ‘Misschien één dode?’
Thuis, met radio, tv, internet, twitter, wordt de ernst van de situatie zonneklaar. Rechtstreeks uitgezonden persconferentie in Apeldoorn, interview met Cohen voor wie ‘het feest is afgelopen’, maar die toch geen feestelijkheden wil verbieden, dan de koningin, zeer geëmotioneerd, die haar afschuw over het gebeurde uit.
Dan komt J. me halen om naar twee verjaardagen te gaan. Onwerkelijk. Bij het Victorieplein gaat de vrijmarkt door of er niets aan de hand is. Op de gezichten van de mensen geen spoor van somberheid. Weten ze het nog niet?
Onze eerste jarige weet in elk geval nog van niets. Oja… haar man hoorde op straat iemand iets zeggen over een auto, een menigte. Dát was het dus… Snel de tv aan. AT5, herhaling van bekende beelden, oud nieuws. We gaan door met de verjaardag. De gasten die na ons komen weten het al, ja, vreselijk. Glaasje wijn? Kopje thee? Appeltaart of slagroomtaart?
Op naar de volgende verjaardag. De zon schijnt nog, over de Amstel daveren boten en bootjes, muziek schalt, nee, knettert, dendert over het water. Hoezo mag muziek niet verder dan tien meter hoorbaar zijn? Hoezo mag er niet gedronken worden aan boord?
Langs de wal is de uitgelatenheid niet minder groot. Mensen vragen de weg, richting CS, richting Amstelstation. Van verslagenheid geen spoor.
Op ons tweede feestje is ‘Apeldoorn’ wel het gesprek van de dag. Eén genodigde heeft om die reden afgebeld, zegt de gastheer. Wij – de gasten die wel zijn gekomen – laten ons de wijn en de taart niettemin smaken. We zwalken heen en weer tussen ‘het onderwerp’ en een redelijke opgewektheid. Zou je anders niet meer jarig mogen zijn op 30 april?
Buiten feesten de oranjefeesters nog immer, ook al zijn ze op weg naar huis. Weer dat gevoel van onwerkelijkheid. Een beetje bozig zijn we ook. Hoe kun je zo bot zijn? In de stad is ’t nog erger, zegt een mevrouw op de tramhalte. Onwetendheid van de feestvierders? Onverschilligheid?
Het is een Koninginnedag om nooit te vergeten. Helaas.
Deze column staat ook op www.zuidelijkewandelweg.nl
Abonneren op:
Posts (Atom)