Follow me on Twitter

woensdag 30 april 2008

Koninginnedag, in looppas



Het begon uiterst druilerig. Kil ook. Naar buiten? Hm... Toch maar even de camera gepakt en in looppas de straat op.

Onder de bogen van het Victorieplein was het redelijk goed toeven. Wie daar een plek had gereserveerd, mocht zich gelukkig prijzen met dit weer. Het was er ook druk, naar verhouding.

Om de hoek, in de Rijnstraat, liep het minder storm. Maar het enthousiasme bij degenen die er wél waren - vooral de 'standhouders', ocharme! - was er niet minder om. Echt of geforceerd, doet er niet toe. Beroepsverkopers of marktlieden voor één dag, oud, jong en piepjong, autochtoon, allochtoon en alles er tussenin: publiek én marktlieden zijn gemengd. En (bijna) allemaal zetten ze dapper door, desnoods met de paraplu onder handbereik en de handelswaar onder plastic.

En de moed wordt beloond! Ten lange leste komt er een verlegen zonnetje door - en alles ziet er ineens anders uit. Het oranje van de mutsen, hoeden, sjaals, sjerpen, strikjes, t-shirts en hoofddoeken - ja heus! - wordt nóg meer oranje.

Bij de brug over het Amstelkanaal klinkt zowaar live muziek. 'Bij ons in de Jordaan...' Huh? Het is hier toch echt de Rijnstraat... Never mind, lang leve de lol en van je hela-hola... Dansen maar!

Over de Churchilllaan hangt weer een schip met zure appelen - maar voorlopig baadt Victorieplein in de zon.

Uren later is de aanblik veranderd... Voor late voorbijgangers blijven nog slechts 'de schillen en de dozen...' En een enkele, eenzame pop of beer.

zondag 20 april 2008

Marianne


Mijn loopmaatje – oud-collega, vriendin vooral – is er niet meer. Eigenlijk had ze al een tijdje niet hardgelopen: eerst was het een blessure die haar ervan weerhield; toen bleek haar conditie in snel tempo af te nemen. En binnen de kortste keren lag Marianne in het OLVG, met de diagnose darmkanker. Eerst leek het nog beheersbaar; opgewekt zei ze: ‘Volgend jaar doe ik weer mee.’ Maar bij een volgend bezoek, toen ik gewild-optimistisch iets zei over mogelijke behandelingen, hernam ze me, bijna streng, met die ongelooflijke nuchterheid van haar: ‘Nee, ik word niet meer beter.’ Daarvoor waren de uitzaaiingen te groot, te talrijk. De chemotherapie had slechts als doel de pijn te verlichten en de tijd te rekken.
De herinneringen gaan ver terug. We hebben veel gedeeld – niet alleen het vak, niet alleen het lopen, we hadden ook een gedeelde liefde: Azië. Voor mij slechts een vakantie- of werkliefde, maar Marianne ging er echt wonen. Na tien jaar op de buitenlandredactie van de Volkskrant, nam ze – in 1979 – ontslag, om eens aan de andere kant van de ‘barrière’ te staan. Ze trad in dienst bij UNDP, standplaats Bangkok, van waaruit ze heel Zuid-Azië ‘coverde’. En ook dat deed ze gedreven, enthousiast, zorgvuldig. Ze leerde Thais en hoewel ze er vanaf zag om ook het schrift onder de knie te krijgen, was haar gesproken Thais in elk geval goed genoeg voor het dagelijks leven. Met ontzag hoorde ik haar onderhandelen met een taxichauffeur; het scheelde mij vele dollars. Welke expat doet dat haar na?
Maar de journalistiek bleef trekken. Bij de Volkskrant heerste destijds de traditie dat wie wegging, niet terug mocht komen, of slechts na een lange periode van vagevuur. Zo’n zeven, acht jaar bracht ze door in ballingschap bij het Haarlems Dagblad. Daarna kon Marianne haar oude plek weer innemen op de buitenlandredactie van de Volkskrant en daarvan is ze nooit meer weggegaan. Ze vond het leuk om mee te werken aan de website van de Volkskrant en zich daarvoor nieuwe technieken eigen te maken – al protesteerde ze hoofdschuddend op de dag dat Bokito voorpaginanieuws werd. Alsof er geen belangrijker dingen in de wereld waren… Ook mopperde ze wel eens op collega’s, omdat zij – als alleenstaande zonder kinderen – geacht werd altijd maar dienst te kunnen doen tijdens schoolvakanties en andere familiefeestelijkheden. Ook wanneer ze eigenlijk iets anders gepland had. We hebben eens een Dijkenloop gedaan – 10 kilometer langs de Waal in de hitte van een nazomermiddag – terwijl Marianne diezelfde avond naar de krant moest. Na de finish dus meteen doorrennen naar de bushalte – en dan maar giechelend omkleden in het bushokje. Thuisgekomen moest Marianne gauw-gauw douchen en dan snel op de fiets naar de Wibautstraat… ‘k Zou het haar niet na doen.
Collega’s hebben al herhaaldelijk gewezen op haar bekwaamheid. Marianne genoot er ook van dat ze het vak tot in de toppen van haar vingers te beheersen. ‘Het is zo fijn dat je zoveel kunt, als je al zolang in ’t vak zit’, zei ze wel eens. Ze genoot van veel dingen. Van haar reizen, van haar volkstuintje ook – dat eindelijk, eindelijk ‘af’ was, precies zoals zij het wilde. Dat was een paar weken voordat haar ziekte werd ontdekt. Ze had zo gehoopt, nog een keer naar Florence te kunnen. Dat was haar niet meer gegund.

ShareThis