Follow me on Twitter

vrijdag 22 mei 2009

De beuk en de tulpenboom


Elf dagen nadat ik bij mijn privéherdenking zes bossen witte chrysanten had uitgedeeld, was ik alweer op de Nieuwe Ooster. Ik kom er vaak, want elke geliefde heeft zijn/haar eigen herdenkdagen – hoewel een beetje sjoemelen mág, binnen zekere vloeiende perken – maar zó vaak nou ook weer niet.

Er was dus iets bijzonders aan de hand, op deze 20ste mei. Twéé bijzondere dingen, zelfs, twee ‘events’ in één en dat alles ter gelegenheid van het 115-jarig bestaan van de begraafplaats. Of liever: het officiële bestaan. Want twee jaar voor de officiële opening op 1 mei 1894, was de Grote Rode Beuk links van de aula al geplant.

Dat – en nog veel meer – kwamen we te weten we tijdens de voordracht van Jos van Hest, onder diezelfde immens dikke, doorleefde beuk, de Fagus sylvatica Atropunicea, met zijn ‘purperen parasol’, ‘erkend als landelijk monument’, wiens wortels het graf omvatten van ‘Gerlof Bartholomeus Salm, gestorven op 5 april 1897, de architect die het Aquarium van Artis bouwde en het kerkgebouw van de Vrije Gemeente aan de Weteringschans, nu beter bekend als Paradiso.’

Jos’ voordracht eindigde in een gedicht, ‘Wat de beuk voorbij zag gaan’:
‘Rouwkoetsen met paarden met zwarte pluimen
zwijgende stoeten met zware grafkransen

Heren in jacquet, dames achter zwarte sluiers
doodbidders met hoge hoeden

Kisten op schouders van dragers
kisten op een baar met wieltjes

Bloemstukken met linten
militaire eer en laatste groet

Schoolkinderen met een dode juf in een kist
moeders met een baby in een rieten mandje

Harten van rozen, bloesem van verdriet
ballonnen, fakkels, flarden van een lied

Nabestaanden, achterblijvers
zoveel voetstappen op kiezels.’

De beuk zag nog veel meer voorbijgaan, maar er wachtte ons nog meer moois op de Nieuwe Ooster, nog immer ‘een lieflijk, schilderachtig en poëtisch oord waar men gaarne verblijft, geen sombere en droefgeestige plek waarvoor men huivert erheen te gaan, maar een harmonisch park met slingerende paden en bomen die hun rijk bebladerde takken over de graven uitstrekken om ze te beschermen’, – aldus ontwerper Leonard Springer, 115 jaar later geciteerd door Jos van Hest.

Het volgende ‘moois’ was dus een verhaal van Karina Wolkers, ‘De magnolia en de tulpenboom’. Karina is niet alleen weduwe ván, maar ook beschermvrouwe van de Stichting Arboretum De Nieuwe Ooster, die – zoals de naam al zegt – de beplanting op de begraafplaats wil beschermen en, in modern Nederlands, promoten.

Karina Wolkers sprak tegenover het monument van gekleurd glas dat Jan Wolkers maakte voor het graf van Theo Thijssen. Ook op mijn gebruikelijke rondje over het kerkhof sta ik er altijd even stil. Steeds wisselen de kleuren, groen en blauw, blauw en groen, al naar de lichtval en de zon. Aan de andere kant van het pad is nu een tulpenboompje geplant, een stek van een stek van de tulpenboom van Boerhaave in Poelgeest, die Wolkers tientallen jaren begeleidde – van Poelgeest via de volkstuin van Jan en Karina tot op Texel, compleet met de as van hun poes Voske.

Het duurde lang voordat de boom bloeide:
‘Toen we zo'n jaar of twintig op Texel woonden en een keer in mei bij het atelier de weelderige kruin van de tulpenboom stonden te bewonderen, die inmiddels een meter of acht hoog was, ontdekten we gele kleurvlekken tussen de bladeren. “Verdomd, Karina, hij bloeit,” zei Jan. Met veel moeite vonden we een bloem die laag genoeg zat om te plukken en binnen in een vaasje te zetten om te bestuderen. De drie tegen de steel teruggeslagen heldergroene bloembladen, de zes iets lichter groene bloembladen die de tulp vormen ieder bestreken met een zwierige oranje penseelstreek alsof Frans Hals even was langs geweest. En dan de menigte vettige, goudgele meeldraden rondom het kegelvormige lichtgroene vruchtbeginsel, alsof ze een antiek phallisch ritueel uitvoerden. In ademloze bewondering hebben we ernaar zitten te kijken. En elk jaar weer, tot op de dag van vandaag, produceert hij in het voorjaar honderden van die prachtige, groenige tulpen.’

De bladeren van de tulpenboom, zegt Karina, hebben iets van kattenkoppen,
‘getekend door een striptekenaar. Onder onze tulpenboom ligt niet alleen de as van Voske, maar ook de twee rode, half kartuizer poezen van onze zoons Bob en Tom hebben daar hun laatste rustplaats. Knorretje is vlak voor Kerstmis 2004 gestorven en sinds die dag staat er altijd een witte roos in een champagnefles op haar grafje. Op 3 oktober 2007, de dag van Leidens Ontzet, zestien dagen voor Jans dood, stierf Vincent. Ook zij is begraven onder de tulpenboom. “Als er een hemel bestaat, wil ik naar de kattenhemel om tot in eeuwigheid blikjes tonijn open te maken,” heeft Jan gezegd. Tonijn was Voskes lievelingsvoedsel. Ik weet niet of de wens van Jan in vervulling is gegaan. Hij geloofde niet in een leven na de dood. Maar zijn as is uitgestrooid in de nabijheid van zijn geliefde katten, zoals zijn laatste wens was, onder de tulpenboom van Boerhaave.’

Volgde de onthulling van het bordje met de naam van de boom:
Jan Wolkers-boom
Liriodendron tulipifera
Magnoliaceae
Tulpenboom
Herkomst: Oostelijk deel USA
Deze boom is geplant ter nagedachtenis aan Jan Wolkers, beeldhouwer, schilder, schrijver, 1925 – 2007

De bijeenkomst eindigde zoals ze begonnen was: in het restaurant Roosenburgh. Men hief het glas, men praatte wat na, het was rumoerig en gezellig.

Mijn vorige bezoek eindigde met de dagelijkse konijnenvergadering, waar verscheidene verlate langoren zich – ‘Opzij, opzij, opzij!’ – nog heen spoedden. Ditkeer waren het de duiven en halsbandparkieten die zich op het voorplein te goed deden aan iets onzichtbaars dat ze uit het grind oppikten. De stevige tred van een late bezoekster deed hen opschrikken en daar gingen de parkieten, de hoogste boom in – nee, niet De Beuk, maar wel pal ernaast – om van daaruit rustig het schouwspel beneden gade te slaan.

Voor de voordracht van Jos van Hest, klik hier.
Voor het verhaal van Karina Wolkers, klik hier.
Bij deze gelegenheid verscheen ook een boekje, ‘Bomenpark De Nieuwe Ooster’, uitg. Ginkgo, 126 pagina’s, ISBN 978-90-71256-08-0, prijs € 12,50.


dinsdag 19 mei 2009

Waar begint de sensatie?


Over één ding waren de debaters het eens: dat ze het niet eens werden over de grens tussen ‘sensatiezucht’ en ‘journalistieke plicht om te informeren’. Het debat, op maandag 18 mei in het Parool Theater, speelde zich minder af tussen de panelleden Thom Meens (ombudsman van de Volkskrant) en Natalie Mathot (lid van de Raad voor de Journalistiek en redactiechef van Gooi- en Eembode dan tussen het panel en de zaal. Vooral Roderik Oranje van Het Parool was het op belangrijke punten oneens met Thom Meens – en met een Paroollezeres, die protesteerde tegen een foto waarop één van de slachtoffers in Apeldoorn volgens haar te herkenbaar te zien was.

Waar houdt de plicht om zo volledig mogelijk te informeren op, waar begint de schending van privacy, wanneer overschrijd je de grens? Thom Meens en Natalie Mathot waren het redelijk eens in dat opzicht en vooral Meens toonde zich erg streng, ook wat betreft het vermelden van namen dan wel initialen of beschrijvingen. Hij ging zelfs zo ver, dat hij wees op de inconsistentie van Nederlandse media om buitenlandse verdachten (of slachtoffers), die in hun eigen land inderdaad met naam en toenaam worden aangeduid, dan ook maar met de volle naam te noemen. Terwijl hier te lande toch de afspraak geldt ze slechts met initialen aan te duiden. Gelukkig vond zelfs Meens het wat ver gaan om een societyfiguur als Bernard Madoff aan te duiden als Bernard M. En ook met verdachten die zelf de publiciteit zoeken – zoals Holleeder – mogen we van Meens anders omgaan.

In het algemeen is echter terughoudendheid geboden, zei de Volkskrant-ombudsman. En waar een redacteur – zoals Roderik Oranje – zich afvraagt: ‘ Wie zou je met zo’n foto / met zo’n verhaal schaden?’ moet volgens Meens – gesteund door Mathot – de vraag zijn: ‘Wat voegt dit toe?’ Waarbij overigens het argument van de tijdsdruk nooit een rol mag spelen. Voorbeelden te over: de foto van slachtoffers van Kars T., inderdaad, van hemzelf met bloedend hoofd (erger: de foto van een naamgenoot die het AD ten onrechte plaatste als een foto van Kars zelf), van de op Bonaire vermoorde Marlies van der K(ouwe), van (slachtoffers van) de Schipholramp, van ‘Madrid’ (al dan niet met weggephotoshopte ledematen). Als grensgeval noemde Meens nog de bekende en door de Volkskrant paginagroot geplaatste foto van mensen die uit het WTC naar beneden vielen – al vond hij zelf dat de foto net kon, én omdat de slachtoffers niet herkenbaar zijn, én omdat dat ene beeld de situatie in één beeld samenvat en bovendien op het netvlies blijft hangen.

Een jonge man in de zaal noemde een foto van de markt in Sarajevo, waar in februari 1994 68 mensen gedood en tweehonderd gewond werden. ‘Ik was nog een kind; de foto schokte me diep en is me altijd bijgebleven. Moest die foto zo prominent geplaatst worden?’ Dat leidde tot weer nieuwe voorbeelden, van foto’s uit de Vietnamoorlog (het door napalm getroffen meisje; de man die een pistool tegen het hoofd gedrukt krijgt) en zelfs uit de Spaanse burgeroorlog (de ‘vallende soldaat’ van Capa), die tot iconen geworden zijn en – zeker wat Vietnam betreft – ertoe bijdroegen dat de publieke opinie zich wereldwijd tégen de oorlog keerde. ‘Er zullen altijd foto’s zijn’, zei Roderik Oranje, ‘of het nu gaat om Vietnam, de machetes in Rwanda of de aanslagen op het WTC, die gruwelijk zijn, maar in één klap weergeven wat daar aan de hand is.’

En op dat ene punt leek iedereen het min of meer eens.

Zie ook www.dejournalist.nl Op 22 juni is er in het Parool Theater weer een door De Journalist en Het Parool georganiseerd debat : over gratis kranten, met o.a. Bart Brouwers, hoofdredacteur van Sp!ts. Binnenkort meer nieuws op dejournalist.nl/agenda en parool.nl

vrijdag 1 mei 2009

Tussen feestgedruis en verslagenheid



Koninginnedag in de Rijnstraat, in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Eén man wist het, van ‘Apeldoorn’ - althans, hij was de enige die erover sprak. Het zal kwart voor twee zijn geweest. Zelf had ik nog niets gehoord - niet getwitterd onderweg, geen radio mee, wie verwacht zoiets? Vijf doden, vijf zwaargewonden en acht lichter gewonden – dat is aan het einde van de avond de voorlopige balans. En de dader ligt – bijna – op het kerkhof. Ook dat nog.

Maar in de Rijnstraat is – in elk geval tot een uur of twee – de sfeer ontspannen. Is er iets minder oranje op straat dan een jaar geleden? vraag ik me af. Is het allemaal wat minder uitbundig? Op dat moment denk ik eerder aan ‘de crisis’ als mogelijke oorzaak dan aan een drama zoals dat zich in Apeldoorn afspeelt.

Het enige incident dat ik zelf meemaak, wordt veroorzaakt door twee jongens die dreigend op me afkomen nadat ik een foto van één van hun maten heb gemaakt (met zijn goedvinden). Toevallig staan zij ook op de foto, op de achtergrond. ‘Weg die foto!’ Ik word boos, probeer te onderhandelen, zeg dat ik in m’n recht sta (‘Is dit de openbare weg of niet?’). Maar uit vrees dat ze m’n camera vernielen, kies ik – laf – eieren voor m’n geld. God hoort me brommen, dat wel, en Allah vast en zeker ook.

Voor de rest is het één en al vrolijkheid. Tot die meneer dat vertelt, van Apeldoorn. Dan weet hij nog niet hóé erg het is. ‘Misschien één dode?’

Thuis, met radio, tv, internet, twitter, wordt de ernst van de situatie zonneklaar. Rechtstreeks uitgezonden persconferentie in Apeldoorn, interview met Cohen voor wie ‘het feest is afgelopen’, maar die toch geen feestelijkheden wil verbieden, dan de koningin, zeer geëmotioneerd, die haar afschuw over het gebeurde uit.

Dan komt J. me halen om naar twee verjaardagen te gaan. Onwerkelijk. Bij het Victorieplein gaat de vrijmarkt door of er niets aan de hand is. Op de gezichten van de mensen geen spoor van somberheid. Weten ze het nog niet?

Onze eerste jarige weet in elk geval nog van niets. Oja… haar man hoorde op straat iemand iets zeggen over een auto, een menigte. Dát was het dus… Snel de tv aan. AT5, herhaling van bekende beelden, oud nieuws. We gaan door met de verjaardag. De gasten die na ons komen weten het al, ja, vreselijk. Glaasje wijn? Kopje thee? Appeltaart of slagroomtaart?

Op naar de volgende verjaardag. De zon schijnt nog, over de Amstel daveren boten en bootjes, muziek schalt, nee, knettert, dendert over het water. Hoezo mag muziek niet verder dan tien meter hoorbaar zijn? Hoezo mag er niet gedronken worden aan boord?

Langs de wal is de uitgelatenheid niet minder groot. Mensen vragen de weg, richting CS, richting Amstelstation. Van verslagenheid geen spoor.

Op ons tweede feestje is ‘Apeldoorn’ wel het gesprek van de dag. Eén genodigde heeft om die reden afgebeld, zegt de gastheer. Wij – de gasten die wel zijn gekomen – laten ons de wijn en de taart niettemin smaken. We zwalken heen en weer tussen ‘het onderwerp’ en een redelijke opgewektheid. Zou je anders niet meer jarig mogen zijn op 30 april?

Buiten feesten de oranjefeesters nog immer, ook al zijn ze op weg naar huis. Weer dat gevoel van onwerkelijkheid. Een beetje bozig zijn we ook. Hoe kun je zo bot zijn? In de stad is ’t nog erger, zegt een mevrouw op de tramhalte. Onwetendheid van de feestvierders? Onverschilligheid?

Het is een Koninginnedag om nooit te vergeten. Helaas.



Deze column staat ook op www.zuidelijkewandelweg.nl

ShareThis